taalklank

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  taalklank    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈtalklɑŋk/

Woordafbreking

• taal·klank

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  taal  en  klank 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	taalklank	taalklanken
verkleinwoord	taalklankje	taalklankjes

Zelfstandig naamwoord

de taalklank m

1. (taalkunde) een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal

   • Deze taalklank contrasteert duidelijk met die. 

Synoniemen

• foneem

Verwante begrippen

• klankstructuur

Vertalingen

    1. (taalkunde) een klank die betekenisonderscheidend werkt in een taal   

Catalaans: fonema (ca) Chinees: 音素 (zh), 音位 (zh) Deens: fonem (da) Duits: Phonem (de) o Engels: phoneme (en) Esperanto: fonemo (eo) Estisch: häälik (et) Fins: foneemi (fi) Frans: phonème (fr) m Grieks: φώνημα (el) o Hongaars: fonéma (hu) Italiaans: fonema (it) m Japans: 音素 (ja)

Koreaans: 표음 (ko) Kroatisch: fonem (hr) m Latijn: phonema (la) Occitaans: fonèma (oc) Perzisch: واج (fa) Pools: fonem (pl) m Portugees: fonema (pt) m Russisch: фонема (ru) v Sindhi: وايوم (sd) v Sloveens: fonem (sl) Spaans: fonema (es) m Tsjechisch: foném (cs) Zweeds: fonem (sv)

Gangbaarheid

• Het woord taalklank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.