• svan·hals
Naar frequentie zeldzaam
svanhals enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     svanhals     svanhalsen     svanhalsar     svanhalsarna  
  genitief     svanhals     svanhalsens     svanhalsars     svanhalsarnas  

svanhals, g

  1. (zoötomie) zwanenhals (van een zwaan)
  2. (anatomie), (figuurlijk) hals (van mensen)
  3. (paardrijden), (figuurlijk) hoge, lange, smalle gebogen nek bij een paard (beschouwd als een fout)
  4. (techniek), (figuurlijk) een gebogen, u-vormig of s-vormig deel of onderdeel van een buis, sifon, waterslot
  5. (voeding), (figuurlijk) op een zwanenhals lijkend deel van een voorwerp (bijv. gebak in de vorm van een zwanenhals)

svanhals

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van svanhals