• sur·ro·gaat·fa·mi·lie
enkelvoud meervoud
naamwoord surrogaatfamilie surrogaatfamilies
verkleinwoord surrogaatfamilietje surrogaatfamilietjes

de surrogaatfamiliev

  1. (familie) een vervangende familie
    • Mijn surrogaatfamilie zorgde voor me toen ik ver van mijn biologische familie woonde.