surrogaatfamilie
- sur·ro·gaat·fa·mi·lie
- samenstelling van surrogaat en familie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | surrogaatfamilie | surrogaatfamilies |
verkleinwoord | surrogaatfamilietje | surrogaatfamilietjes |
de surrogaatfamilie v
- (familie) een vervangende familie
- Mijn surrogaatfamilie zorgde voor me toen ik ver van mijn biologische familie woonde.
- Het woord 'surrogaatfamilie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.