Nederlands

 
suikertang
Uitspraak
Woordafbreking
  • sui·ker·tang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord suikertang suikertangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de suikertangv / m

  1. (huishouden) tang waarmee men suikerklontjes kan pakken
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen