succumb
- suc·cumb
- Afkomstig van het Latijnse woord succumbere.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to succumb |
he/she/it | succumbs |
verleden tijd | succumbed |
voltooid deelwoord |
succumbed |
onvoltooid deelwoord |
succumbing |
gebiedende wijs | succumb |
succumb
- onovergankelijk zwichten, onderworpen zijn aan
- «Artists of all nations succumb to its charm.»
- Kunstenaars van alle naties zijn aan charme onderworpen.
- «Artists of all nations succumb to its charm.»
- onovergankelijk bezwijken
- «Each year a few dozen people succumb to tetanus in Poland.»
- Elk jaar bezwijken tientallen mensen aan tetanus in Polen.
- «Each year a few dozen people succumb to tetanus in Poland.»
- [1] to capitulate
- [2] to die