Irrigatiewater uit de Andes bij de stuw Blas Brisoli in Argentinië
  • stuw
enkelvoud meervoud
naamwoord stuw stuwen
verkleinwoord stuwtje stuwtjes

de stuwm

  1. (waterbeheer) een vaste waterkering die het water, van een deel van een rivier of een stuwmeer, pas bij het bereiken van een bepaalde waterhoogte laat wegstromen doordat de dam overstroomt of door het openen van schuiven of deuren
    • De stuw, die voor vissen een versperring van de trekroute is, zal worden voorzien van een vistrap. 
vervoeging van
stuwen

stuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuwen
    • Ik stuw. 
  2. gebiedende wijs van stuwen
    • Stuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuwen
    • Stuw je? 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]