Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·di·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen studieus studieuzer studieust
verbogen studieuze studieuzere studieuste
partitief studieus studieuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

studieus [2]

  1. gaarne studerend, door ijverige studie ontstaan
     Er werden pillen van biografieën aangeleverd die mooi en studieus waren, en gewetensvol in bronnenonderzoek, maar die in de opbouw en stijl echt niet literair genoemd konden worden.[3]
     Evenals Hans Wansink overigens, die er studieus als hij is, wel een doorwrochte dissertatie aan gewijd heeft.[4]
     „De lezer kreeg (in de voorgaande hoofdstukken) een vloed van details over zich uitgestort, want alleen op die manier kon aan een studieus leven met al zijn twijfels, vijandschappen en idealen reliëf gegeven worden.”[5]
  2. ijverig, naarstig
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. studieus op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “‘Als kind las ik me helemaal kapot’” (29/10/2010), HP de Tijd
  4.   Weblink bron “Wat als wij Pim Fortuyn niet hadden gesproken?” (06/05/2012), HP de Tijd
  5.   Weblink bron
    Dr. H. Florijn
    “De man van de boekenkist” (07-11-2007), Reformatorisch Dagblad
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be