Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stront·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strontzak strontzakken
verkleinwoord strontzakje strontzakjes

Zelfstandig naamwoord

de strontzakm

  1. (scheldwoord) stom, dik vervelend persoon
    • Als kinderen moeten worden afgezonderd, omdat ze in een colère ontsteken, of erg verdrietig zijn, of gewoon behoefte hebben om aan de drukte te ontsnappen, is er nu maar één mogelijkheid, zegt de opvoeder. Hij leidt me mee naar een klein, donker hokje aan de overkant van de gang. Er liggen wat kubuskussens, die als zitmeubel dienst doen, en er hangt een krijtbord tegen de muur. ,,Ons strafkotje . Op het bord kunnen ze hun frustraties kwijt. Dan staat hier in grote letters soms te lezen: strontzak . [2] 
    • De klant stelt dat de medewerker hem ’de bek gewoon volschijt’ en dreigt daarna dat de Rabo-man ’een probleem gaat krijgen’. Na de dreigementen om wenkbrauwen en haar af te scheren, komt ook nog de volgende uitsmijter: „Want ik ik heb zijn gezicht nu he, ik heb het hier vastgelegd. Het is gewoon zo’n misselijke kop van hem dat wil je gewoon niet weten. Zo’n strontgezicht, daar moet gewoon iets aan gebeuren. Hij komt hij komt aan de beurt. Als hij normaal had gedaan hoeft hij nergens bang voor te zijn, maar het is gewoon een strontzak.” [3] 
    • Was Platini's gedrag voorbeeldig, Cantona is een veelbesproken voetballer. Ruzies met trainers, met voorzitters en met scheidsrechters: hij heeft al heel wat schorsingen achter de rug. Toen het enfant terrible in 1989 de toenmalige bondscoach Michel uitmaakte voor 'strontzak', werd hij een jaar buitenspel gezet. Hij ging zich wijden aan de schilderkunst, verdiepte zich in de filosofie van Freud om ruim twaalf maanden later toch weer te worden uitgenodigd voor de nationale ploeg.[4] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen