• stront·hoofd
  • samenstelling van  stront zn "poep"  en  hoofd zn "lichaamsdeel dat de hersens bevat" , verwant aan uitroepen als "Heb je stront in je hoofd, of zo?"
enkelvoud meervoud
naamwoord stronthoofd stronthoofden
verkleinwoord - -

stronthoofd o/m/v

  1. (scheldwoord) iemand die domme dingen doet
     Nu ga jij even heel goed naar mij luisteren, stronthoofd...[1]
  1.   Weblink bron “Kleine stinkerd” (2009), Overamstel Uitgevers,, ISBN 9789048803514, hfst. 12