Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strijk·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strijkgoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het strijkgoedo

  1. Het textiel dat nog gestreken moet worden.
    • Tante Sidonia blijft thuis omdat ze nog voor drie weken strijkgoed heeft. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be