Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strijd·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen strijdvaardig strijdvaardiger strijdvaardigst
verbogen strijdvaardige strijdvaardigere strijdvaardigste
partitief strijdvaardigs strijdvaardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

strijdvaardig

  1. bereid tot strijd, gereed voor de strijd
    • Dit keer troffen ze geen zooitje ongeregeld aan, maar strijdvaardige kerels die enkel gekomen waren om te winnen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be