Nederlands

 
[3] stoter oude munt
Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoter stoters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stoterm

  1. iets of iemand die stoot
  2. stamper van een bloem
  3. oude munt met een waarde van 12,5 cent
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen