Een stormmeeuw
  • storm·meeuw
enkelvoud meervoud
naamwoord stormmeeuw stormmeeuwen
verkleinwoord stormmeeuwtje stormmeeuwtjes

de stormmeeuwv / m

  1. (steltloperachtigen) Larus canus  , een meeuwensoort met groengele poten die o.a. aan de kust van de Noordzee te zien is
     Het was een gewone dag geweest, waarop het zeer koud was en er een dode stormmeeuw en een paar reflectoren van de posterijen buiten in de sneeuw bij mijn ingevroren steiger lagen.[1]
  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832