Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stop·pel·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoppelhaar stoppelharen
verkleinwoord stoppelhaartje stoppelhaartjes

Zelfstandig naamwoord

stoppelhaar v/m [1]

  1. een kort afgeknipt haartje
enkelvoud meervoud
naamwoord stoppelhaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stoppelhaaro

  1. kapsel van kort, rechtopstaand, stekelig haar
    • Zo werd Nader (34) laatst naar Ramallah ontvoerd, geslagen en kaalgeschoren. Hij was een junk, bekent hij. Met zijn hoofd nog vol stoppelhaar, en drie van zijn zes kindertjes op schoot, zweert hij dat hij “de business” vaarwel heeft gezegd. Maar op de vraag hoe hij voortaan zijn gezin zal onderhouden, smeekt hij: “Geef mij je autosleutels, dan krijg je van mij 600 gulden.” [2] 
    • Lech Jeczmyk is de vice-voorzitter van de Beweging voor de Republiek, een klein rechts partijtje dat Walesa's campagnestaf zijn hoofdkwartier aan de Ujazdowskie-boulevard ter beschikking heeft gesteld. Hij is een grote vijftiger met grijs stoppelhaar, een roze gezicht en een witte snor en draagt een loden jas. Hij is niet zo enthousiast over Walesa, zegt hij, Walesa is veel te mild geweest voor de communisten, de afgelopen jaren. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen