stomatologisch
- sto·ma·to·lo·gisch
- afgeleid van stomatologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stomatologisch | stomatologischer | |
verbogen | stomatologische | stomatologischere | |
partitief | stomatologisch | stomatologischers | - |
stomatologisch
- (medisch) met betrekking tot de mondholte
1. met betrekking tot de mondholte
- Het woord 'stomatologisch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.