stinkbok
- stink·bok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stinkbok | stinkbokken |
verkleinwoord | stinkbokje | stinkbokjes |
de stinkbok m
- een mannelijke geit met een vieze geur
- (scheldwoord) iemand die stinkt
- ernstige fout
- slechte, niet lekker ruikende sigaar
- Het woord 'stinkbok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stinkbok" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ stinkbok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be