Een danswedstrijd voor de Latin stijldansen.
  • stijl·dans
  • In de betekenis van ‘dans met een bepaalde stijl van uitvoering’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • samenstelling van  stijl  en  dans  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stijldans stijldansen
verkleinwoord

de stijldansm [3]

  1. (dans) dans in een bepaalde stijl dit in tegenstelling tot de vrije dansen van beat- en popmuziek
    • Tijdens de dansles leerden we enkele stijldansen met name de wals, de tango en de foxtrot. 

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van
stijldansen

stijldans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijldansen
    • Ik stijldans. 
  2. gebiedende wijs van stijldansen
    • Stijldans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijldansen
    • Stijldans je? 
    • Ik ben met pensioen, maar ik vind dat ik het drukker heb dan toen ik werkte. Ik fiets veel, ik stijldans en ik heb het verschrikkelijk druk met oppassen. [4]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]