stiften
- stif·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stiften |
stiftte |
gestift |
zwak -t | volledig |
stiften
- inkleuren met een stift
- Ik stiftte mijn lippen knalrood.
- (sport) een bal zacht met een boog (over de keeper) schieten
- Bij het nemen van de strafschop stiftte Panenka de bal over de al gedoken keeper heen.
- (verouderd) stichten
de stiften mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stift
- Het woord stiften staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stiften" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be