• stich·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stichtelijk stichtelijker stichtelijkst
verbogen stichtelijke stichtelijkere stichtelijkste
partitief stichtelijks stichtelijkers -

stichtelijk [3]

  1. verheffend in godsdienstige of zedelijke zin
  2. aan godsdienstige zaken gewijd
94 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]