sterilisator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ste·ri·li·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van steriliseren met het achtervoegsel -ator[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sterilisator | sterilisatoren sterilisators |
verkleinwoord | sterilisatortje | sterilisatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de sterilisator m
- toestel om mee te steriliseren (micro-organismen en kiemen doden)
Gangbaarheid
- Het woord sterilisator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.