Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stel·sel·ma·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stelselmatigheid stelselmatigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stelselmatigheid v [1]

  1. een streng onpersoonlijk plan
     Dus wie had hem, Pierre, met al zijn herinneringen, wensen, verwachtingen, gedachten nu uiteindelijk ter dood veroordeeld, gedood, van het leven beroofd? Wie was dat? En Pierre voelde dat het niemand was. Het was een stelselmatigheid, een samenloop van omstandigheden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen