• sta·ti·o·nair
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de plaats blijvend’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
  • afgeleid van station met het achtervoegsel -air [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stationairstationairderstationairst
verbogen stationairestationairderestationairste
partitief stationairsstationairders-

stationair [3]

  1. in een toestand die onafhankelijk is van de tijd (met onveranderlijke snelheid), onveranderlijk
    • in een stationaire stroming treedt geen versnelling of vertraging op 
  2. stilstaand
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]