stationair
- Geluid: stationair (hulp, bestand)
- sta·ti·o·nair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de plaats blijvend’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
- afgeleid van station met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stationair | stationairder | stationairst |
verbogen | stationaire | stationairdere | stationairste |
partitief | stationairs | stationairders | - |
stationair [3]
- in een toestand die onafhankelijk is van de tijd (met onveranderlijke snelheid), onveranderlijk
- in een stationaire stroming treedt geen versnelling of vertraging op
- stilstaand
- [2] bewegingloos, onbeweeglijk, roerloos, stil
2. bewegingloos
- Het woord stationair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stationair" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stationair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stationair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be