sportshirt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sportshirt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sport·shirt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport zn en shirt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportshirt | sportshirts |
verkleinwoord | sportshirtje | sportshirtjes |
Zelfstandig naamwoord
het sportshirt o
- (kleding), (sport) een hemdachtig kledingstuk dat het bovenlijf bedekt en geschikt is om te dragen tijdens het sporten
- ▸ De buit van een 22-jarige Apeldoorner bestond uit handschoenen en een sportshirt, afkomstig bij een sportwinkel, eveneens aan de Hoofdstraat.[1]
- ▸ Toch kleurt de kantine straks niet volledig oranje, verwacht Dijk. "Ik denk niet dat handballers zo gek zijn als voetbalsupporters. Maar ons gewone sportshirt is deels oranje. Ik denk wel dat veel mensen hun sportkleding aantrekken."[2]
Gangbaarheid
- Het woord sportshirt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Winkeldieven aangehouden” (26-02-2010), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Sportkantines kleuren oranje voor de handbalvrouwen” (20-12-2015), NOS