sportmogelijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·mo·ge·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport zn en mogelijkheid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportmogelijkheid | sportmogelijkheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sportmogelijkheid v
- het kunnen beoefenen van een sport
- ▸ Idee is om de bokssport zowel in omvang als in kwaliteit op een hoger plan te tillen. Om deze ambitie waar te maken, is het plan Boksen in Rotterdam opgesteld. Daarin is vooral aandacht voor talentontwikkeling. Ook worden leerlingen in het voortgezet onderwijs via campagnes gewezen op boksen als sportmogelijkheid.[1]
- ▸ Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) lichtte de verschillende maatregelen toe, te beginnen met sport: profwedstrijden gaan door zonder publiek, amateurcompetities zijn opgeschort, en bij jeugdwedstrijden mag nog maar één ouder aanwezig zijn. Iedereen mag ook in open lucht blijven trainen. ‘Er blijven dus nog heel wat sportmogelijkheden over’.[2]
- plaats waar men een sport kan beoefenen
Gangbaarheid
- Het woord sportmogelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Rotterdam wil boksen gaan promoten” (04-09-2014), Tubantia
- ↑ Weblink bron wle“De Croo kiest niet voor totale lockdown, maar voor ‘zeer ernstige beperkingen’” (23/10/2020), De Standaard