• sport·fa·naat
enkelvoud meervoud
naamwoord sportfanaat sportfanaten
verkleinwoord - -

de sportfanaatm

  1. iemand die heel veel doet aan lichaamsbeweging
    • Hun bestemming is Arnemuiden. Van daaruit zullen ze op de meegenomen racefietsen teruggaan naar Delft – Freedman is behalve een briljant wiskundige ook een rusteloze sportfanaat. [1]
  2. iemand die met grote aandacht en betrokkenheid sportwedstrijden volgt
    • Sinds badminton in 1992 een olympische sport werd, heeft Indonesië altijd een gouden medaille behaald. Sportfanaten zien graag dat die gouden traditie wordt voortgezet. [2]