Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • split·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord splitdoek splitdoeken
verkleinwoord splitdoekje splitdoekjes

Zelfstandig naamwoord

splitdoek m / o

  1. (medisch) operatiedoek waarmee het lichaam steriel wordt afgedekt met een opening waardoor de operatie plaatsvindt

Gangbaarheid