• spi·ri·tis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spiritistisch spiritistischer
verbogen spiritistische spiritistischere
partitief spiritistisch spiritistischers -

spiritistisch [1]

  1. betrekking hebbend op het spiritisme, betrekking hebbend op het paranormale
     Ik ben opgegroeid in een gezin waarin het paranormale een belangrijke rol vervulde. Mijn opa en oma van vaders kant waren overtuigd spiritist en lid van een spiritistische vereniging (Harmonia) waar met grote regelmaat seances werden gehouden die ook mijn vader op jonge leeftijd al bijwoonde.[2]
     De aura is het fijnstoffelijk lichaam dat om ons heen hangt. Volgens de spiritistische leer bestaat de aura uit zeven gekleurde lagen die verbonden zijn met de zeven chakra's in ons lichaam.[3]
56 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nathalie keerde spiritisme definitief de rug toe” (29 okt. 2016), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “En daarom kan niemand aura's zien” (04 apr. 2017), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be