spindel
- spin·del
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘spinklos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1917 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spindel | spindels |
verkleinwoord | spindeltje | spindeltjes |
de spindel m
- een klos waarop de katoen- of vlasdraad wordt gewonden.
- Zij was bezig met het winden van draad aan een spindel.
- (techniek) een as, meestal met cd's en dvd's.
- In de techniek wordt vaak een spindel gebruikt om cd's en dvd's in op te bergen.
1. een klos waarop de katoen- of vlasdraad wordt gewonden
2. (techniek) een as, meestal cd's en dvd's
- Het woord spindel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spindel" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spindel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- spin·del
Naar frequentie | 7837 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | spindel | spindeln | spindlar | spindlarna |
genitief | spindels | spindelns | spindlars | spindlarnas |
spindel, g