speling
- spe·ling
- In de betekenis van ‘speelruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Naamwoord van handeling van spelen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speling | spelingen |
verkleinwoord | spelinkje | spelinkjes |
de speling v
- (techniek) ruimte tussen twee of meer onderdelen van een constructie, zodat deze, gewenst of ongewenst, ten opzichte van elkaar kunnen bewegen
- Zonder speling tussen de opeenvolgende spoorstaven zouden de rails kromtrekken bij grote hitte.
- (figuurlijk) ruimte voor wat nuance
- Laten we dit met enige speling volgen.
- geldspeling, grondspeling, kielspeling, klankspeling, klepelspeling, klepspeling, tandwielspeling, woordspeling
- Het woord speling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "speling" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "speling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ speling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be