Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spel·be·derf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spelbederf
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spelbederfo

  1. onsportief gedrag tijdens het sporten zodat het plezier in het spel verloren gaat
    • Het uitschelden van de scheidsrechter is een vorm van spelbederf. 
  2. (figuurlijk) onsportief gedrag bij zaken die geen spelletje zijn
    • Een opstekertje voor Major was de beslissing van de Conservatieve European Reform Group, die een verdere Europese integratie afwijst, zich achter het beleid tot nu toe van de premier op te stellen. De secretaris van de 72 man sterke factie, Teddy Taylor, sprak bestraffend over de spelbederf-tactiek van de Brugge-groep en lovend over de strategie van Major. “Precies goed”, zei Taylor, “een hoop Euro-waffle, want daar houden ze daar (op het vasteland van Europa) van, maar zonder dat ze ook maar een inch hebben toegegeven.” [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hieke Jippes 13 juni 1991
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be