Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·de klaar
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
klaarspelen

speelde klaar

  1. enkelvoud verleden tijd van klaarspelen
    • Ik speelde klaar. 
    • Jij speelde klaar. 
    • Hij, zij, het speelde klaar. 


Gangbaarheid