Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaar·zin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spaarzin spaarzinnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spaarzinm

  1. de neiging om geld te sparen in plaats van het direct uit te geven
    • Het is een van de punten uit de discussienota Verantwoordelijkheid en zorg voor elkaar over modern gezinsbeleid, die Van Hijum dinsdag presenteert. Volgens hem zijn ouders het belangrijkste in de opvoeding en moeten vooral zij hun kinderen zaken, zoals spaarzin, bijbrengen. Maar als samenleving moeten we ook normen proberen over te dragen op de jeugd. [2] 
    • Mij is in het verleden nooit opgevallen dat de stimulering van de spaarzin door banken en overheid afnam, maar bij het lezen van de nota kwamen al snel herinneringen boven drijven. [3] 
    • De potentiële politieke boemerang in (Noord-Europese) landen met veel spaarzin klinkt zo: de ECB verkwist ons geld, speelt met de hardheid van onze munt, met de waarde van onze pensioenen en belast impliciet ons spaargeld, allemaal om Zuid-Europa te redden. [4] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen