Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soort·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord soortgenoot soortgenoten
verkleinwoord soortgenootje soortgenootjes

Zelfstandig naamwoord

de soortgenootm

  1. ander exemplaar van dezelfde soort
    • Een opvallende boom die Wattez meebracht naar Smalenbroek is de mammoetboom, die hij net naast de Ter Kuile-villa heeft geplaatst. Deze boom is een jonger broertje van zijn wereldberoemde soortgenoten in Californië, die daar al duizenden jaren het landschap sieren. Maar zelfs op de relatief jonge leeftijd van honderd jaar straalt de Enschedese mammoetboom al iets prehistorisch uit. [2] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen