vervoeging van
sonrosar

sonrosaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van sonrosar
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van sonrosar
vervoeging van
sonrosarse

sonrosaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van sonrosarse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van sonrosarse