vervoeging van
sobrevivir

sobreviva

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van sobrevivir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van sobrevivir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van sobrevivir