Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwbank sneeuwbanken
verkleinwoord sneeuwbankje sneeuwbankjes

Zelfstandig naamwoord

sneeuwbank v/m [1]

  1. (meteorologie) plaatselijke opeenhoping van sneeuw onder invloed van de wind in de vorm van een langgerekte bank
      De wind heeft een sneeuwbank dwars over den weg opgewaaid. De mannen uit het Armhuis hebben de bank doorgegraven, maar de bank is er nog altijd. Je loopt tusschen twee sneeuwmuren door over den weg.[2]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Cannegieter, H.G. (Dzn)
    “Prille vrees en vreugd” (1926), ʺDe Tijdstroomʺ