• sme·king
enkelvoud meervoud
naamwoord smeking smekingen
verkleinwoord

de smekingv

  1. een nederig verzoek
     Met alle bidding en smeking biddende te allen tijde in de geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen.[2]
     Ik heb gezondigd tegen Uw roeping, smeking en nodiging: „Och, dat ge naar Mij hoorde; och, dat ge in Mijn wegen wandelde. Zie, Ik zal Mijn Geest overvloedig over u uitstorten en Ik zal Mijn woorden u bekendmaken.”[3]
50 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Laurens van der Tang
    “Porno als vuile zondevloed” (02-05-2017), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Deuteronomium 32:18
    “Schatten” (09-07-2019), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be