slotje
- slot·je
het slotje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord slot
- ▸ En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.[1]
- Het woord slotje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691