Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slan·gen·hals·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slangenhalsvogel slangenhalsvogels
verkleinwoord slangenhalsvogeltje slangenhalsvogeltjes

Zelfstandig naamwoord

de slangenhalsvogelm

  1. (gentachtigen) benaming voor vogels uit de familie Anhingidae  , die lijken op een aalscholver, maar vaak met alleen zijn kop boven water zwemmen
    • Ik zag vandaag een slangenhalsvogel op een meerpaal zitten. 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen