Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slan·gen·ei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slangenei slangeneieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het slangeneio

  1. een ei met een leerachtige schil dat gelegd wordt door een slang
    • Aan de andere kant van Ambo klinkt het geklak van paardenhoeven. De huifkar blijft een belangrijk vervoermiddel in het arme Ethiopië. Woldeyesus Mengesha nipt aan zijn kopje koffie. Een bij kan ook pijnlijk steken. „Het EPRDF intimideert en terroriseert de bevolking”, klaagt de kandidaat voor de oppositiecoalitie Medrek. „De verkiezingen van morgen zijn niet vrij en eerlijk. Het EPRDF kwam met geweld aan de macht in 1991 en zal nooit democratisch worden. Een slangenei kan geen duif voortbrengen.” [1] 
  2. (figuurlijk) iets waaruit veel kwaad kan voortkomen
    • ‘Niemand begrijpt beter dan het volk van dit land dat een in het slop geraakte economie, gecombineerd met rituele nationale vernedering en oneindige hopeloosheid, ervoor kan zorgen dat er een slangenei in je maatschappij wordt uitgebroed.’ En: ‘We vragen de hulp van het Duitse volk in onze strijd tegen die mensenhaat.’ [2] 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC Koert Lindijer 22 mei 2010 Geen stem voor de partij, geen suiker
  2. NRC Hanneke Chin-A-Fo 9 april 2016 We hebben alles nog te verliezen
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be