Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·aan·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapaanval slaapaanvallen
verkleinwoord slaapaanvalletje slaapaanvalletjes

Zelfstandig naamwoord

de slaapaanvalm

  1. (medisch) het opkomen van een sterke behoefte om te slapen
  2. (medisch) de periode van het langdurig slapen bij iemand met het Syndroom van Kleine-Levin

Gangbaarheid