• ski·bril
enkelvoud meervoud
naamwoord skibril skibrillen
verkleinwoord skibrilletje skibrilletjes

de skibrilm

  1. (optica) bril die tijdens het skiën en snowboarden gedragen wordt ter bescherming van de ogen tegen sneeuwblindheid
     De verf begon net te drogen toen er een jonge man met lang haar en een grote skibril bij me kwam zitten.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be