• site
enkelvoud meervoud
naamwoord site sites
siten
verkleinwoord

de sitev / m

  1. de locatie
    • Op de site van het vliegtuigongeluk was veel pers aanwezig. 
  2. (informatica) een website
    • We keken op de site voor meer informatie. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
site sites

site

  1. locatie, plaats, site [1], terrein
  2. (archeologie) vindplaats
  3. (informatica) site [2], website
vervoeging
onbepaalde wijs to  site 
he/she/it  sites 
verleden tijd  sited 
voltooid
deelwoord
 sited 
onvoltooid
deelwoord
 siting 
gebiedende wijs  site 

site

  1. overgankelijk plaatsen