simkaart
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sim·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | simkaart | simkaarten |
verkleinwoord | simkaartje | simkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
- (telecommunicatie) een smartcard (kaartje met een chip) waarop de gegevens staan van een aansluiting van een mobiele telefoon
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord simkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "simkaart" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ simkaart op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be