Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sier·gras
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord siergras siergrassen
verkleinwoord siergrasje siergrasjes

Zelfstandig naamwoord

het siergraso

  1. (tuinieren) gras voor in de tuin
     Wat is het verschil tussen een kers en een sierkers? De een is om op te eten en naar de ander kun je alleen maar kijken. En tussen gras en siergras? Het een groeit in de wegberm en het ander in de tuin. Verder zou ik het niet weten. Veel siergrassen zijn in het wild gevonden en daarna tot tuinplant gepromoveerd.[2]
     Omdat het bemoste stenen pad glad was, liep ik ernaast, op het natte, harde jonge gras, zwaaiend met de lege ketel om de regendruppels uit het hoge siergras te zwiepen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Romke van de Kaa
    “Boterbloem: onkruid of past hij in de ordentelijke tuin?” (10-06-2021), Tubantia
  3. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477