• schraal·hans
enkelvoud meervoud
naamwoord schraalhans schraalhanzen
verkleinwoord

de schraalhansm

  1. een te zuinig persoon
  • schraalhans is (keuken)meester
een zeer armoedige toestand
  1.  Maar FC Twente haalt door het succes zo gruwelijk veel geld uit de sponsormarkt, dat het voor de sportclub in deze regio schraalhans meester is geworden.[3]
     Complimenten dus aan de boer en de slager, maar 'mijnheer' Croy heeft vervolgens bevolen dat het niet te duur mag worden en dus is schraalhans meester in de keuken.[4]
     Vergeleken met dergelijke vormen van gezinspolitiek is in Nederland schraalhans keukenmeester. Van de kinderbijslag kun je in ons land net aan de luiers voor je baby betalen.[5]
70 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[6]
  1. schraalhans op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Joost Dijkgraaf
    “Biljartclub Hengelo trekt zich terug uit in eredivisie” (13-07-2011), Tubantia
  4.   Weblink bron “Brabants landleven voor 65-plussers” (10-01-2017), Tubantia
  5.   Weblink bron
    Jan Schippers
    “Column: Wij zijn niet in staat onze kinderen comfortabel leven te bezorgen” (25-07-2019), Reformatorisch Dagblad
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be