Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schouw·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schouwspel schouwspelen
verkleinwoord schouwspelletje schouwspelletjes

Zelfstandig naamwoord

het schouwspelo

  1. een spel dat een publiek van toeschouwers beoogt te boeien
    • Het schouwspel werd door een veelkoppig publiek ademloos gadegeslagen. 
     Ze lijkt geen passies te hebben, behalve een voorliefde voor snuisterijen en een hele kennel vol honden, maar ook geen slechte eigenschappen, en wanneer ze koninklijke plechtigheden bijwoont, dwaalt haar blik af naar onzichtbare schouwspelen die alleen zij kan zien. Haar ongrijpbare karakter is als een blanco vel papier waarop je elk verhaal zou kunnen schrijven, en ieder meisje dat ervan droomt om prinses te worden, kan zich zonder problemen voorstellen dat ze in de beroemde kleine muiltjes van prinses Elfilda staat.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen