schouwburgzaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schouwburgzaal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxɑubʏrəxˌsal / (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
- schouw·burg·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schouwburg zn en zaal zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schouwburgzaal | schouwburgzalen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- grote zaal in een theater waar het publiek naar voorstellingen kan kijken
- ▸ Ze spelen doorgaans op locatie en in de kleine zalen van theaters, maar nu maken ze voor het eerst een voorstelling voor de schouwburgzaal.[2]
Gangbaarheid
- Het woord schouwburgzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Sander Janssens“Theater maken onder de druk van grote verwachtingen” (20 november 2019) op nrc.nl