Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schot·bal·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de schotbalkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schotbalk
    • Bij de doorgang naar haventerreinen was daar een stukje van de dijk vervangen door gemetselde muren, met daarin flinke sponningen. Daarin kon tijdens zeer hoog water een dubbele rij balken -schotbalken- worden aangebracht. In ernstige gevallen werd de ruimte tussen beide schotbalkwanden snel opgevuld met zandzakken en klei. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen