schittert af
- schit·tert af
uit schittert (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
afschitteren |
schittert (...) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschitteren
- Jij schittert af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschitteren
- Hij schittert af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afschitteren
- Schittert af!
- Het woord 'schittert af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.